Matthijs Sienot, Arcadis: “Maak groene bedrijven groot en grote bedrijven groen”

18 januari 2024

Matthijs Sienot is oud-Tweede Kamerlid van D66 en tegenwoordig werkzaam bij advies- en ingenieursorganisatie Arcadis. Daarnaast is hij benoemd tot voorzitter van de NVDE-commissie Industrie. Hij is optimistisch over de toekomst van de Nederlandse industrie: “Samen met België en West-Duitsland zijn we één van de grootste industriële complexen ter wereld”. Hij maakt zich hard voor een groen investeringsklimaat in Nederland. “Er ligt een geweldige kans om de industrie, die zo belangrijk is voor ons verdienvermogen en strategische autonomie, in Nederland te verduurzamen.” Daarvoor moeten volgens Sienot wel de randvoorwaarden op orde komen: voldoende betaalbare en betrouwbare duurzame stroom, de juiste energie-infrastructuur en voorspelbaar beleid.

U werkt als consultant bij Arcadis en bent de eerste voorzitter van de NVDE-commissie Industrie. Waarom hebt u voor deze rol gekozen?

“Toen deze commissie werd opgericht dacht ik: dat is echt wat voor mij, maar ook voor Arcadis. Met Arcadis helpen we bedrijven en overheden in de energietransitie op weg. En jagen we de energietransitie in de industrie aan. Vanuit de politiek wist ik hoe belangrijk het was dat we die industrie meekregen om te verduurzamen. Je kunt gewoon hele grote groene stappen zetten in de industrie. Maar ik wist ook dat het niet vanzelf gaat. Er zijn drie grote economische blokken in de wereld: China, de VS en Europa, die wedijveren om bedrijven van de toekomst in hun regio te laten investeren. In deze groene wereldcompetitie moeten wij als Nederland ons steentje bijdragen. Als we de industrie uit ons land laten vertrekken, is er geen enkele garantie dat we die producten weer op een groene manier kunnen importeren. Daarom moeten we in Nederland snel zorgen voor een aantrekkelijk groen investeringsklimaat.”

“Ik zie een geweldige kans voor de Nederlandse industrie, samen met België en West-Duitsland. We zijn samen één van de grootste industriële complexen ter wereld; erg nauw vertakt en goed verbonden via waterwegen, snelwegen en havens. We hebben een hoog niveau van basisindustrie tot aan eindproductie. Neem Tata Steel: het ziet er niet naar uit dat we in de toekomst ineens geen staal meer nodig hebben. Ook windmolens en stekkerauto’s hebben staal nodig. Tata Steel produceert evenveel staal als wij elke dag in Nederland gebruiken. Kortom, we kunnen niet zonder. Er ligt een grote kans voor Nederland om die industrie, die zo belangrijk is voor ons verdienvermogen en strategische autonomie, hier te verduurzamen. Maar dan moeten we wel zorgen dat de kritieke randvoorwaarden aanwezig zijn, namelijk voldoende en betaalbare duurzame energie. Wat is er nou mooier om die twee zaken te combineren bij de NVDE, waar ik ook nog iets kan met mijn politieke verleden?”

Alle commissievoorzitters zitten ook in het bestuur van de NVDE. Welke koers moet de vereniging volgens jou gaan varen?

“Ik zie de NVDE als de organisatie die zich hard maakt voor het organiseren van voldoende groene energieproductie, bijvoorbeeld door te zorgen voor de aanwezigheid van groene stroom, ook als de zon niet schijnt of de wind niet waait. Dat is noodzakelijk om de industriële stroomvraag te laten stijgen. De NVDE moet zich hard maken voor de juiste randvoorwaarden, zodat bedrijven in ons land willen investeren. Dat doen ze bijvoorbeeld omdat ze weten dat hier voldoende groene energie beschikbaar is, omdat we een kenniseconomie hebben met een stabiel bestuur en omdat hier veel andere bedrijven gevestigd zijn, waarmee ze zaken kunnen doen. Ook moet de infrastructuur op orde zijn: voor elektriciteit, groen gas en waterstof. Dat is een enorme kluif. Helemaal als je bedenkt dat de Europese Unie in 2039 haar laatste CO2-emissierechten verkoopt. Daarna is het voor fossiele bedrijven gewoon over en sluiten in de EU. Als klein land, economisch afhankelijk van export, kun je daarin maar beter voorop lopen.”

“Het is niet zo dat mensen geen angst hebben voor klimaatverandering en daarom allemaal PVV, BBB of NSC hebben gestemd. Inmiddels erkent bijna iedereen dat de opwarming van de aarde door de mens veroorzaakt wordt. Maar naarmate maatregelen hiertegen in hun leven dichterbij komen, neemt de weerstand toe. Hier ligt een rol voor de NVDE: maak voor iedereen een duurzame toekomst aantrekkelijk. Sommigen zien dat duurzaam investeren rendeert, maar een grote groep Nederlanders nog niet. Voor hen is dat perspectief nog niet direct voorstelbaar. Misschien is dat dan de winst van de afgelopen verkiezingen: dat we een aantrekkelijke en eerlijke transitie voor iedereen voorstelbaar maken, niet alleen voor theoretisch opgeleiden, maar ook voor praktisch opgeleiden. Als het over klimaat gaat, dan gaat het niet meer over de vraag of het klimaat wel of niet verandert, maar over waarschijnlijkheid. Is het waarschijnlijk dat beleid op dit terrein mij iets komt brengen, of alleen maar dingen komt afpakken? Wij moeten er beter in slagen om zo helder mogelijk te maken dat klimaatbeleid kansen biedt. We moeten elke gelegenheid aangrijpen om te laten zien dat er een rechtstreeks verband is tussen meer zonne- en windenergieproductie en een steeds goedkopere stroomprijs, om maar wat te noemen. De heersende gedachte is: duurzame stroomproductie groeit, en mijn energierekening wordt ook hoger. Dat zal dus wel met elkaar te maken hebben. Terwijl het tegenovergestelde waar is!”

Wat doet Arcadis in de energietransitie en waar kent men Arcadis meestal van?

“Arcadis is een duurzame advies- en ingenieursorganisatie uit Nederland. Voorheen heette Arcadis Heidemij. Inmiddels is Arcadis een grote internationale organisatie met 36.000 medewerkers en actief in zeventig landen. In het buitenland bekt Arcadis lekkerder dan Heidemij, vandaar de naamswijziging. Arcadis houdt zich met meerdere zaken bezig: van het ontwerpen van waterbeschermingsprogramma’s tot de realisatie van complete stadswijken. Ook in de energietransitie spelen we een voorname rol. We ontwerpen bijvoorbeeld voor TenneT faciliteiten voor landstations aan de kust, waar de energie van windmolens wordt omgezet in stroom voor het hoogspanningsnetwerk. Onze beleidscollega’s helpen de Nederlandse overheid met de verbetering van wet- en regelgeving rond windmolenparken op zee. Voor de NAM ruimen we gaswinningsinstallaties op en kijken we of het netwerk geschikt gemaakt kan worden voor waterstof. Daarnaast zijn we voor de industrie en grote bedrijven actief. Zeeland Refinery hebben we bijvoorbeeld ondersteund bij hun maatwerktraject met de Nederlandse overheid, om extra snel te verduurzamen, bovenop wat is afgesproken in het Klimaatakkoord.”

Wat is de belangrijkste uitdaging voor de Nederlandse industrie?

“Het belangrijkste is toch wel het creëren van een klimaat waarin groene bedrijven groot kunnen worden en grote bedrijven groen. Dan praat je over het verbeteren van netinfrastructuur, het neerzetten van een groene waterstofketen, de ontwikkeling van groen gas en het altijd beschikbaar maken van duurzame stroom. Het is helemaal niet vanzelfsprekend dat we aantrekkelijk blijven als investeringsland, want ons grote investeringsvoordeel voor energie-intensieve bedrijven is weggevallen: het goedkope Groningse gas.”

In 2019 interviewden wij u ook, toen nog in uw rol als Tweede Kamerlid voor D66. U zei dat u een puzzel aan het leggen was voor een CO2-heffing voor de industrie, waarmee bedrijven hier zouden vergroenen en niet elders zouden vervuilen. In 2021 is er een CO2-heffing ingevoerd. Bent u hier blij mee?

“Ik ben allereerst blij dat de CO2-heffing er echt is. Iedereen dacht dat dit nooit ging gebeuren. Nederland is een van de weinige landen waar we het hebben aangedurfd, omdat we het belangrijk vonden dat de uitstoot van grote industriële bedrijven een serieuze prijs krijgt. In de wetenschap dat er een globale economische wereldorde is, moet je het lef hebben om lokaal te sturen. Inmiddels zijn we lokaal al zover, en we zien dat Europa nu ook grote stappen zet met bijvoorbeeld de grensheffing CBAM. Ik ben er erg blij mee dat Nederland hierin een voortrekkersrol heeft vervuld.”

Het emissiehandelssysteem (ETS) zorgt ervoor dat de industrie in uiterlijk 2040 klimaatneutraal is. Wat is dan nog de noodzaak van groen beleid in deze sector?

“Het zou mooi als er door het ETS niks meer hoefde te gebeuren. Helaas heeft ook het Klimaatakkoord van Parijs er niet automatisch voor gezorgd dat we nu op een koers van maximaal 1,5 graad opwarming zitten. Je kunt dus veel afspreken en dat is ook goed, maar het is niet allesbepalend. Het geeft gelukkig wel een belangrijke richting aan. Daarom noem ik steeds het investeringsklimaat: bedrijven moeten het hier wel kunnen waarmaken. Ze moeten van fossiel kunnen overstappen op schone alternatieven. Anders hebben we ons grote industriële complex kwijtgespeeld. We moeten scherp voor ogen houden hoe belangrijk een groene industrie is voor ons toekomstig verdienvermogen. Dat levert banen op met een hoge arbeidsproductiviteit. En bedenk steeds: zonder verdienvermogen, geen bestaanszekerheid. Die gaan naadloos samen.”

Hoe ziet u Nederland rond 2040 als industrieel land? Hoe ziet onze industrie er dan uit?

“Dan zijn we erin geslaagd om de transformatie naar schone energiebronnen te maken. We hebben in 2040 nog steeds een groot industrieel complex in Nederland, waar we produceren wat we nodig hebben. Door onze export verdienen we hier ook internationaal een goede boterham aan. We produceren groen staal, milieuvriendelijk circulair plastic en veel producten van hout. In de industrie van de toekomst is zeker ook een plek voor biogrondstoffen.”

“Het is denk ik niet aan de NVDE om te zeggen: dit bedrijf mag wel blijven en dat bedrijf moet verdwijnen uit Nederland. Veel bedrijven zijn van belang voor onze strategische autonomie, maar ze moeten wel serieuze plannen hebben om te verduurzamen, anders zijn ze niet toekomstbestendig. Als ze een model weten te vinden waarmee ze in Nederland rendabel kunnen ondernemen binnen de grenzen van de planeet, wie ben ik dan om te zeggen dat ze niet mogen blijven? Het is wel gezond om de discussie te blijven voeren hoe we schaarse middelen om bedrijven te verduurzamen verdelen, zoals toegang tot het stroomnet.”

Hoe is het om eerst als Tweede Kamerlid actief te zijn, en nu aan twee andere kanten van de tafel te zitten? In de consultancy voor de industrie en als commissievoorzitter en bestuurslid van een ondernemersvereniging?

“Ik vind het mooi zo. Al blijft de andere kant van de tafel tot mijn verbeelding spreken. Ik zou bijvoorbeeld best wethouder of gedeputeerde willen worden, zeker op het terrein van klimaat en energie. Maar sinds ik twee jaar geleden ben behandeld voor acute leukemie, waarvoor ik in totaal 108 chemokuren moest ondergaan gedurende negen maanden, heb ik veel minder energie. Daarom ben ik hartstikke blij met de mooie rollen die ik nu kan vervullen als consultant bij een fantastisch bedrijf en als voorzitter van de industriecommissie van de NVDE. Zo ben ik op allerlei manieren betrokken bij de energietransitie en de politiek. Want ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik geen politiek dier ben.”

Wat neemt u mee uit uw tijd als politicus in deze nieuwe rollen?

“Debatteren ben ik steeds leuker gaan vinden. Vroeger liep ik hier een beetje voor weg, maar ik heb ingezien dat je zonder debat nergens komt. Uiteindelijk worden veel dingen besloten bij een debat aan een besluitvormingstafel. De eerste jaren als Kamerlid heb ik mij soms echt opgevreten. Onderzoek op onderzoek wijst uit dat klimaatverandering ontwrichtend werkt en toch kreeg ik bij rondetafelgesprekken te horen dat het zo’n vaart niet loopt. Dat we niet te snel moeten gaan met het klimaatbeleid. Zelfs De Nederlandsche Bank zegt dat het verstandig is om aan ambitieus klimaatbeleid te doen, maar deze inhoudelijke argumenten resoneerden niet. Na een tijdje viel bij mij het kwartje: om het debat te winnen, is waarschijnlijkheid belangrijker dan werkelijkheid. Vinden mensen het waarschijnlijk dat iets gebeurt? En kunnen ze zich voorstellen dat duurzaam beleid hen ook dingen komt brengen in plaats van alleen maar afpakken? De belevingswereld van mensen is minstens zo belangrijk als technische en wetenschappelijke inhoud.”

“Alweer ruim tien jaar geleden vertrok ik bij Microsoft om mij in te zetten voor klimaat en duurzaamheid. Iedereen vroeg me waarom, want ik leidde met succes MSN.nl en ik was geen duurzame expert. Ze vroegen nog net niet wat mij bezielde. Ik was een nobody op klimaat- en energiegebied, maar toch zette ik de stap. In datzelfde jaar richtte ik samen met een goede vriend www.hetkanwel.nl op. Een website over groener, eerlijker en leuker leven. Mijn kantoor was de Coffee Company in het centrum van Utrecht. Met Microsoft hadden we twee miljoen bezoekers per dag en met onze website was ik op een gegeven moment blij dat we twee miljoen bezoekers per jaar bereikten. Toch leidde deze carrièrestap er uiteindelijk wel toe dat ik tien jaar later als eerste spreker het woord voerde bij de behandeling van de Nederlandse Klimaatwet, namens een kabinetspartij. Ook kon ik als woordvoerder Klimaat en Energie bijdragen aan het Klimaatakkoord. Zo heb ik zelf ervaren dat wij in een land wonen waar je echt iets kunt bijdragen aan verandering. Ik hoor vaak dat onze democratie niet werkt, maar als je je nek uitsteekt, kun je echt wat veranderen.”


Misschien ook interessant