“De overheid moet een langetermijnvisie hebben en betrouwbaar zijn,” zegt Jantine Zwinkels, klimaatkandidaat en nummer twaalf van de lijst bij het CDA. Met ervaring als gemeenteraadslid en duurzaamheidsadviseur pleit ze voor een Rijnlands model waarbij de overheid en het bedrijfsleven verantwoordelijkheid delen. Ze staat voor realistisch energiebeleid: “Laten we niet telkens nieuwe wensen stapelen of energiebronnen uitsluiten, maar zorgen dat de randvoorwaarden op orde komen.” Een robuuste energiemix en sterke energie-infrastructuur dragen volgens Zwinkels bij aan de weerbaarheid van ons land: “De afgelopen jaren is duidelijker dan ooit geworden dat we als Nederland én als Europa niet afhankelijk willen zijn van autocraten buiten Europa.”
Het CDA staat nu op winst in de peilingen. Geeft dat extra druk of juist vertrouwen?
“Ik probeer zelf niet zo veel naar die peilingen te kijken. Ik ben er ook bij geweest toen het minder goed ging met het CDA, dus dat maakt je nederig. Voor mij is het vooral eervol om op de lijst te staan en onderdeel te zijn van dit team. Dit wordt ook wel de nieuwe generatie CDA genoemd, en zo voelt het ook. Ik stond ook in 2023 al op de lijst en sindsdien zijn we aan het bouwen. Voor mij voelt het soms alsof ik al een beetje onderdeel ben van de fractie, maar natuurlijk moeten we de verkiezingen afwachten. Het is mooi om te zien hoeveel positieve energie er nu is rondom het CDA en dat brengt ook verantwoordelijkheid met zich mee. Straks moeten we het waarmaken.”
Stel dat u op 29 oktober wordt verkozen tot Kamerlid. Waar heeft u dan vooral zin in?
“Ik heb vooral heel veel zin om het land weer in beweging te krijgen. De afgelopen twee jaar hebben we veel stilstand gezien en vanuit het CDA willen we de basis op orde brengen. Denk aan oplossingen rondom netcongestie en transities die nu tot stilstand dreigen te komen. Landelijk zijn er andere instrumenten dan lokaal. De betaalbaarheid van warmtenetten regel je bijvoorbeeld niet in de gemeenteraad maar via landelijke wetgeving. Dat is een grote verantwoordelijkheid, maar ook een kans. Natuurlijk brengt Kamerlidmaatschap veel media-aandacht met zich mee en zal het er in de Tweede Kamer soms hard aan toegaan, maar ik wil ook juist mijn ervaring uit de gemeenteraad meenemen. Utrecht ga ik missen, want ik zit al ruim zeven jaar in de Utrechtse gemeenteraad. Daar voel ik me echt kind aan huis. Ik ben nu woordvoerder op duurzaamheid, duurzame energie en wonen en ik hoop dat ik ook met die onderwerpen aan de slag mag in de Tweede Kamer. Als het zover komt.”
Wordt klimaat en energie uw portefeuille?
“In deze campagne ben ik wel de klimaatkandidaat. Rondom duurzaamheid, energie en circulaire economie ben ik de vooruitgeschoven post. Dat kan een voorbode zijn voor de portefeuilleverdeling, maar die maken we pas na de verkiezingen in de fractie. Wonen vind ik ook een prachtig onderwerp, maar daar zijn veel anderen ook enthousiast over.”
U werkt bij de Rabobank, waar u bedrijven helpt verduurzamen. Welke lessen neemt u mee naar Den Haag?
“Ondernemers zijn ambitieus en willen echt wel, maar dan moet beleid betrouwbaar zijn en moet de overheid niet gaandeweg de spelregels veranderen. Voor de Rabobank werk ik in verschillende sectoren, zoals de bouw en de industrie. In de praktijk zie ik dat bedrijven vaak willen groeien en daarom naar de CO₂-intensiteit per euro omzet kijken: relatief veel reduceren is soms haalbaarder dan in absolute zin. Ondernemers kijken ook steeds meer naar hun keten: wat kan ik vragen van leveranciers en wat willen klanten betalen voor duurzaam? Bedrijven denken altijd in kansen en risico’s. De energietransitie biedt enorme kansen voor innovatie, maar netcongestie en klimaatverandering brengen risico’s mee voor het bedrijfsleven. Ons programma bij Rabobank heet Rabo Future Fit en daarin begeleiden we veel familiebedrijven. Daar staat het langetermijnperspectief en de continuïteit voor volgende generaties centraal. En dus niet de winstmaximalisatie op de korte termijn voor de aandeelhouder. Bij het CDA noemen we dat het Rijnlandse model. Dat spreekt mij erg aan.”
Henri Bontenbal is jarenlang dé klimaatwoordvoerder geweest. Zijn dit grote schoenen om te vullen?
“Ja, natuurlijk. Ik heb Henri in 2021 voor het eerst ontmoet, toen we samen op de lijst stonden. Sindsdien hebben we goed contact. Hij heeft een verleden in de netbeheerwereld, ik in de publieke sector en het bedrijfsleven. Dat vult elkaar goed aan. En het is mooi dat ik nu ruimte krijg om de energie- en klimaatdebatten in deze verkiezingscampagne op me te nemen.”
Hoe belangrijk vindt u energieonafhankelijkheid?
“Heel belangrijk. Decentrale opwek met wind en zon helpt niet alleen CO₂ te reduceren, maar ook om minder afhankelijk te zijn van gas uit Groningen of Rusland. De afgelopen jaren is duidelijker dan ooit geworden dat we als Nederland én als Europa niet afhankelijk willen zijn van autocraten buiten Europa. Een robuuste energiemix en sterke energie-infrastructuur dragen bij aan de weerbaarheid van ons land. We moeten onze eigen industrie verduurzamen, onze eigen energie opwekken en daar zoveel mogelijk draagvlak voor krijgen in de samenleving.”
Is dat ook een thema waarop samenwerking met andere partijen mogelijk is?
“Dat denk ik wel. Ik zie dat andere partijen dit punt met ons delen. Ik hoop dat dit kan leiden tot een brede coalitie, vooral in het midden. Maar ik focus me op ons eigen CDA-verhaal: ambitieus én realistisch klimaatbeleid.”
Het CDA spreekt vaak over ‘voortzetten’ in energiebeleid. Wat bedoelen jullie daarmee?
“Voor mij betekent dat vooral: niet stoppen. Er zijn landen waar klimaatbeleid echt onder druk staat en dat mag hier niet gebeuren. Ik wil niet doorgaan zoals de afgelopen twee jaar, want dat bracht weinig vooruitgang. Maar we moeten wel de ambities uit het Klimaatakkoord overeind houden, want die staan onder druk. Dat moeten we op een realistische manier doen. Dat betekent voor mij: geen nieuwe ambities en wensen stapelen, maar juist zorgen dat randvoorwaarden zoals netcongestie op orde komen. Daarnaast wil ik geen energiebronnen uitsluiten. Voor de energietransitie moeten we compromissen sluiten en met elkaar de samenwerking aangaan. De politiek moet oplossingen mogelijk maken om burgers en bedrijven in staat te stellen stappen te maken.”
De Klimaat- en Energieverkenning (KEV) van het PBL laat zien dat de klimaatdoelen voor 2030 nauwelijks haalbaar zijn. Wat moet er gebeuren?
“Dat vraagt politieke moed en plannen voor de lange termijn. We moeten concrete CO₂-doelen afspreken met het bedrijfsleven en daar commitment op vragen. De overheid moet zorgen voor een duurzame energiemix en die overeind houden. En vooral: knelpunten aanpakken en betrouwbaar zijn als overheid, zodat bedrijven weten waar ze aan toe zijn.”
In het verkiezingsprogramma staat dat energieprojecten niet stil mogen vallen door stikstof. Hoe maakt u dat waar?
“Het Transitiefonds voor de landbouw is daar heel hard voor nodig. Het is zonde dat dit fonds om zeep is geholpen door het huidige kabinet. We moeten een oplossing vinden voor PAS-melders en prioriteit geven aan projecten die de economie helpen verduurzamen, zoals duurzame energieprojecten. Uiteindelijk moeten alle sectoren bijdragen: landbouw, industrie, luchtvaart. Het CDA stelt bijvoorbeeld een CO₂-plafond voor de luchtvaart voor. Ook willen we vergunningsprocedures versnellen. Zo voorkom je dat stikstofwetgeving duurzame projecten onnodig blokkeert.”
Het CDA wil de nationale CO₂-heffing afschaffen. Hoe bereikt u dan toch de benodigde reductie in de industrie?
“Het CDA staat voor groene industriepolitiek. Wij willen bedrijven in Nederland houden en een gelijk speelveld in Europa met sterk Europees klimaatbeleid. Het ETS-systeem helpt daar ook in. Daarom zien we weinig in een nationale CO2-heffing, die weinig effectief blijkt. Wij zien meer heil in maatwerkafspraken maken met bedrijven en goede randvoorwaarden regelen. Veel bedrijven willen echt wel verduurzamen, maar ze lopen tegen obstakels aan. Koplopers moeten we belonen, bijvoorbeeld via kortingen voor netaansluitingen als ze helpen het elektriciteitssysteem te ontlasten. Soms is het nodig om achterblijvers harder aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Uiteindelijk kan niet alles: in de Tweede Kamer gaan we in de komende jaren het gesprek voeren welke sectoren zodanig achterblijven dat we ze niet meer toekomstbestendig vinden.
Vanuit het CDA geloven we in gespreide verantwoordelijkheid: de overheid en het bedrijfsleven hebben beiden een rol te spelen. Vanuit de overheid is het belangrijk om een langetermijnvisie te hebben. Dat biedt de duidelijkheid die partijen nodig hebben om hun afwegingen te maken en investeringen te doen. De markt kan innovaties opschalen, zoals bij elektrisch rijden en zonnepanelen. De overheid heeft dat gestimuleerd en de markt heeft het opgepikt, waardoor de kostprijs omlaag is gegaan. Dat vind ik heel positief.”
U heeft in Utrecht veel ervaring opgedaan met warmtenetten en ruimtelijke dilemma’s. Welke lessen neemt u mee?
“In Utrecht volgde ik het warmtedossier op de voet. Betaalbaarheid is cruciaal, net als duurzame bronnen en zeggenschap. Er is tempo nodig, maar het moet ook zorgvuldig en toekomstbestendig.
In Utrecht heb ik eens voorgesteld om windmolens te realiseren op bedrijventerrein Lage Weide. Ik ben toen met omwonenden op fietstocht geweest om hen te spreken. Veel mensen zaten er niet zwart-wit in. Ze hadden wel zorgen, maar wilden vooral dat hun belang werd meegenomen in het proces. De flanken krijgen vaak aandacht in de media, maar je hebt een milde meerderheid die snapt wat er moet gebeuren en die wil dat beleidsbepalers er zorgvuldig naar kijken. Ik hoop dat ik die groep kan aanspreken en dat ze mij weten te vinden.”
Veel warmteprojecten liggen al jaren stil. Verwacht u dat de nieuwe Warmtewet dat doorbreekt?
“Ja, ik denk dat die wet echt gaat helpen. In Utrecht ontstond bijvoorbeeld een impasse omdat de wet nog niet af was. Met landelijke wetgeving kan er duidelijkheid komen over publiek eigendom en betaalbaarheid. Dat kan een doorbraak betekenen voor veel vastgelopen projecten.”
Tegen welk onderdeel van het CDA-programma kijkt u op, en welk onderdeel maakt u enthousiast?
“Mensen gaan de energietransitie echt merken, bijvoorbeeld in de ruimte die nodig is voor elektriciteitskastjes voor netverzwaringen. Dat gaat tot dilemma’s leiden. We willen oog houden voor de natuur en de ruimtelijke kwaliteit, maar daar zullen we soms een klein beetje op moeten inleveren om de energietransitie te doen slagen.
In het CDA-programma word ik enthousiast over de circulaire economie: over de repareerbaarheid van spullen en het aantrekkelijk maken van secundaire grondstoffen. Uiteindelijk wil je dat duurzame alternatieven goedkoper en vanzelfsprekender worden. Ik ben ook groot voorstander van ‘made in Europe’ en groene publieke aanbestedingen vanuit de overheid. Dat biedt kansen voor groene industrie en zorgt dat we zelf onze producten maken.”
Hoe duurzaam woont en reist u zelf?
“Mijn huis is aangesloten op stadsverwarming. We hebben een benedenwoning die van nature koel is in de zomer en warm in de winter. Daardoor verbruiken we minder energie dan gemiddeld. Voor vervoer gebruik ik het OV en elektrische deelauto’s. Sinds kort hebben we thuis ook een elektrische en enigszins betaalbare nieuwe auto van Europese makelij: echt een mijlpaal voor elektrische mobiliteit! Daarnaast koop ik geen pakketjes online; ik steun liever lokale winkels en probeer bewust duurzame kleding te kopen. Het gaat erom dat je je eigen consumptiegedrag onder de loep neemt. Iedereen kan daarin stappen zetten.”