Kip-eiproblemen bestaan niet in de energietransitie, aldus Marc Londo. Er zijn wel veel prisoner’s dilemma’s: coördinatieproblemen waarbij partijen tegelijk het goede moeten doen. Dat speltheoretische probleem is al zo oud als de weg naar Kralingen en strategieën om ermee om te gaan zijn ook al lang bedacht. Daarmee zijn veel prisoner’s dilemma’s in de energietransitie gewoon oplosbaar: laten we ons daar dan ook op richten en niet kippig op die eieren blijven zitten.
Sjonge, wat wordt die beeldspraak vaak gebruikt in de energietransitie: het kip-ei probleem. De industrie moet elektrificeren maar dan moet die schone stroom er wel zijn. We moeten elektrische auto’s kopen maar dan moeten we ook wel overal kunnen laden. Overal waar twee of meer zaken tegelijk en in samenhang moeten wordt geregeld wordt die kip weer uit d’r hok gehaald. En daar word ik een beetje mies van. Deels omdat het kip-eiprobleem al lang is opgelost; een beetje moleculair bioloog kan je zo uitleggen dat het ei er eerst was. Maar belangrijker: de term klopt niet voor het probleem dat de gebruiker veelal bedoelt.
Bijna altijd gaat het niet om de vraag wat oorzaak is en wat gevolg (daar gaat die kip over) maar over een coördinatievraag tussen partijen met deels tegenstrijdige belangen en beperkte onderlinge informatie. Daar is in de speltheorie al lang een betere beeldspraak over: het prisoner’s dilemma (de Nederlandstalige variant heeft nooit echt opgeld gedaan). Zie het kader als je je eerstejaars milieukundestof toch nog even moet ophalen.
Het prisoner’s dilemma uitgelegd:Twee boefjes, Puck en Kim hebben, heel old school, een bank overvallen. Mooie buit, meteen verstopt, jammer alleen dat ze op de vlucht zijn gearresteerd. Het bewijs is echter niet waterdicht: er is minstens één bekentenis nodig om tot een veroordeling van beiden te komen. Blijft die uit, dan resteert voor de twee een lichte straf wegens verboden wapenbezit. Bekennen betekent een flinke strafvermindering, maar die is een stuk kleiner wanneer beiden bekennen dan wanneer je de enige bent die bekent. De boefjes zitten in gescheiden cellen en analyseren hun opties. Hoe kom ik hier het beste uit? Puck, de slimste van het stel, heeft pen en paper en maakt dit schema:

Puck komt tot een heldere redenering:
- Ik heb geen idee wat Kim gaat doen, bekennen of zwijgen.
- Stel dat Kim bekent, dan heb ik twee jaar minder gevangenisstraf door ook te bekennen.
- Stel dat Kim zwijgt, dan spaar ik een jaar in de nor uit met een bekentenis.
Dus ongeacht wat Kim doet, ik ben altijd beter af door te bekennen.
Even later komt Kim tot dezelfde redenering voor haar eigen situatie. Beiden bekennen dus en kunnen zich de komende vijf jaar afvragen waarom het niet gelukt is om tot de oplossing te komen die voor beiden beter was geweest, namelijk allebei je mond houden.
De kern van het prisoner’s dilemma is dat je in een niet-optimale situatie terechtkomt doordat je niet weet wat de ander doet, terwijl jouw uitkomst wordt bepaald door wat je zelf doet én door wat de ander doet. Maken we eens een schema voor enerzijds een bedrijf dat overweegt te elektrificeren en anderzijds een bedrijf dat overweegt een windpark op zee te bouwen dan ontstaat een vergelijkbaar beeld als bij de boefjes (waarmee ik niet wil impliceren dat…):

In dit voorbeeld hebben beide investeringsbeslissingen effect op de elektriciteitsprijs en daarmee op de verdiensten van beide partijen. Er valt voor beiden wat te winnen door de investeringsbeslissing wél te nemen, en de samenleving is dan ook het beste uit. Maar voor elk van hen verandert die winst in een verlies wanneer de ander niet óók investeert. Samen zijn ze rechtsonder het beste uit, maar individueel gaat nog steeds de boefjesredenering op en daardoor belanden ze linksboven: ze doen niets.
In de speltheorie zijn natuurlijk allang diverse oplossingen gevonden voor het prisoner’s dilemma. Ik heb niet de pretentie ze allemaal te kennen, maar een paar kunnen zeker ter inspiratie dienen voor de energietransitie.
1. Onderlinge afspraken waardoor de gewenste uitkomst voor beide partijen aantrekkelijk wordt
Het prisoner’s dilemma treedt vooral op wanneer beide boefjes niet met elkaar kunnen overleggen. Een wederzijdse belofte ‘jij krijgt van mij een half miljoen als je niet bekent’ overtuigt wellicht beiden en valt dan na afloop eenvoudig tegen elkaar weg te strepen. In de energiewereld komt het Power Purchase Agreement aardig in de buurt: een wederzijdse belofte om stroom af te nemen c.q. te leveren, maakt de financierbaarheid van beide projecten een stuk beter. Dan mag je nog wel hopen dat partijen het eens kunnen worden over een prijs waar ze beide mee uit de voeten kunnen.
2. Een derde partij maakt de gewenste uitkomst voor beide partijen aantrekkelijk
Niet bekennen wordt alweer een stuk aantrekkelijker wanneer je weet dat je dan na je gevangenisstraf in elk geval promotie zult hebben gemaakt in je misdaadsyndicaat. In dat geval legt dus een externe partij een positieve prikkel in het spel. In het energievoorbeeld kan dat bijvoorbeeld wanneer de overheid geld bijlegt om een verschil te overbruggen tussen de maximale elektriciteitsprijs die het elektrificerende bedrijf kan betalen en de minimale elektriciteitsprijs die het windpark nodig heeft. De Belgische overheid doet iets dergelijks in de aankomende tender voor een windpark op zee: als de ontwikkelaar wel een Power Purchase Agreement weet te sluiten maar de prijs is lager dan de kostprijs van het project, dan legt de overheid structureel bij.
3. Een derde partij maakt de logische, maar ongewenste uitkomst van het prisoner’s dilemma onaantrekkelijk
De kruidige variant hiervan is natuurlijk de omertà: de wetenschap dat bij een bekentenis de baas van het syndicaat zal zorgen dat je je leven binnen en buiten de gevangenis niet meer zeker bent. Ook daardoor verandert het schema: de prijs van bekennen schiet erdoor omhoog. Misschien kunnen we in dit voorbeeld de nationale CO2-heffingen voor de elektriciteitssector en industrie wel als zo’n soort middel beschouwen, dat de prijs voor niks doen opdrijft. Waarbij het natuurlijk wel vervelend is dat die heffing niet geldt voor concurrenten in omringende landen. Maar het mechanisme is duidelijk en kan wellicht ook verfijnder worden ingezet.
Zonder uitputtend te willen zijn: de kern van het oplossen van het boefjesprobleem is: duidelijke afspraken en financiële prikkels (positief en negatief) de goede kant op zetten. Ik stel voor dat we die kip in het vervolg gewoon in d’r hok te laten en het gesprek vooral voeren hoe we dit middelbare-schoolprobleem concreet tackelen in de diverse gevallen waarin het zich aandient.