Verduurzaming heeft flinke impact op banen

8 juni 2017

De transitie naar een CO2-arme energievoorziening heeft gevolgen voor de werkgelegenheid. Waar verdwijnen banen, waar ontstaan nieuwe, welke eisen worden straks aan de werkenden gesteld en wat betekent dit voor de maatschappij als geheel? Het kabinet heeft aan de SER gevraagd om het uit te zoeken.

door: Dorine van Kesteren

De energietransitie heeft grote gevolgen. Niet alleen voor de huizen waarin we wonen en de auto’s waarin we rijden, maar ook voor de arbeidsmarkt. Groene energie en energiebesparende technologieën vragen om andere producten en diensten – en leiden daarmee tot een ander soort werkgelegenheid. Logischerwijs zullen nieuwe banen ontstaan in bedrijven die, direct of indirect, actief zijn op het gebied van energiebesparing of de opwekking van duurzame energie.

‘De werkgelegenheid in de duurzame energiesector groeit nu al tien keer zo hard als in de rest van de economie’, stelt Olof van der Gaag, directeur van de NVDE, de organisatie van ondernemers in duurzame energie in Nederland. Rond de aanleg van de windparken op de Noordzee bijvoorbeeld ontstaat een hele industrie, vertelt Ab van der Touw, ceo van Siemens Nederland. ‘Er zijn bedrijven nodig die de palen ontwerpen waarop de windturbines staan, bedrijven die de funderingen van de windmolens bouwen, de vereiste infrastructuur aanleggen, de turbines leveren en onderhouden, de verschillende onderdelen naar de zee transporteren…’

Ook de ontwikkeling van auto’s, trucks en bussen die rijden op waterstof of elektriciteit, levert werkgelegenheid op. Daarnaast profiteert natuurlijk de bouw van de energietransitie. Het is immers de bedoeling om jaarlijks 100.000 bestaande woningen en gebouwen te verduurzamen en tot 2030 1 miljoen nieuwe, energieneutrale woningen te bouwen.

Tekort

Het werk komt er, zo lijkt het dus, maar dan moeten er ook mensen zijn die het kunnen doen – en daar zit het probleem. In de duurzame energiesector is het tekort aan technisch personeel nu al nijpend. Onlangs werd bijvoorbeeld bekend dat de bouw van windpark Wieringermeer vertraging oploopt, vanwege een gebrek aan mankracht. Van der Gaag: ‘Onze achterban heeft grote moeite om voldoende mensen te vinden. In de installatiesector worden op korte termijn 10.000 tot 20.000 extra arbeidsplaatsen voorzien.’

Van der Touw: ‘Er zijn niet genoeg vakmensen om de windmolenparken op zee aan te leggen. Dat komt doordat te weinig jonge mensen voor de techniek kiezen. En als ze het wel doen, werken ze liever achter een beeldscherm dan dat ze in een tuigje boven de Noordzee bungelen.’

Het tekort aan technisch geschoolde medewerkers is niet nieuw, maar volgens Van der Gaag moet er nu écht wat gebeuren. ‘Alleen al voor de normale vervangingsvraag komen er te weinig technici van school, en nu staan we voor een enorme verbouwing van het hele energiesysteem.’

Ook Marsha Wagner, programmamanager Human Capital Agenda bij de topsector Energie, maakt zich zorgen over het tekort aan technici. ‘Tijdens de crisis waren er weinig leerwerkplekken in bedrijven, waardoor de instroom in de beroepsbegeleidende leerweg in het mbo verminderde. Die instroom neemt nu wel weer toe, maar aan de andere kant is er in heel Nederland een schreeuwende behoefte aan technisch personeel – niet alleen in de duurzame energiesector.’

Interesseren

Stap één is dus: meer jonge mensen interesseren voor een loopbaan in de techniek. ‘Het is belangrijk om flink te investeren in het technisch beroepsonderwijs, met goed opgeleide docenten, de nieuwste faciliteiten en voldoende geld voor wervende activiteiten’, zegt Van der Gaag. Wagner vult aan: ‘Het werkt goed als bedrijven zich expliciet verbinden aan een opleiding. Een voorbeeld: toen bij de mbo-opleiding algemene operationele techniek een baangarantie werd afgegeven, verdubbelde de instroom.’ Wagner pleit ook voor communities voor leren, werken en innoveren. ‘Werkenden die niet goed genoeg zijn aangesloten op de nieuwste ontwikkelingen, verliezen we. Iemand die bijvoorbeeld zonnepanelen kan installeren, moet weer bijleren nu zonne-energie wordt geïntegreerd in dakpannen. Goede voorbeelden van zulke communities zijn de school voor maintenance, mechatronica en engineering van ROC Tilburg, Entrance van de Hanzehogeschool Groningen en de Duurzaamheidsfabriek in Dordrecht. Dit zijn initiatieven waar overheid, onderwijs en bedrijfsleven hun krachten bundelen en waar zowel studenten als werkenden in de sector zich een leven lang kunnen ontwikkelen.’

Olie- en gassector

De medaille heeft ook een andere kant: in de olie- en gassector gaan juist banen verloren. Wagner heeft het daarom over een verschuiving van werkgelegenheid. ‘Een groot deel van de technici die nu werken in de traditionele energiesector, zullen inzetbaar zijn in de duurzame energiesector. Daarbij zal zeker ook vraag zijn naar 45-plussers, omdat veel waarde wordt gehecht aan ervaring.’

Feit is wel dat het werk complexer wordt. ‘Van een stand alone-situatie gaan we naar volledig geïntegreerde energiesystemen, mogelijk gemaakt door de digitalisering. Energiebronnen zoals zonnepanelen zijn verbonden aan de apparaten die de energie verbruiken of opslaan. Dit vereist meer systeeminzicht en -kennis. Mede hierdoor gaat het opleidingsniveau omhoog en krijgen lager opgeleide mensen het moeilijker.’

Mismatch

Niet alle werkenden in de energiesector kunnen de overstap maken van fossiel naar hernieuwbaar en naar energiebesparing. Van der Gaag: ‘Gedeeltelijk is er een mismatch. Het is niet zo dat een zestigjarige medewerker van een kolencentrale volgend jaar zonnepanelen op daken kan installeren. Het is een normale economische ontwikkeling dat werk verdwijnt, maar we moeten goed nadenken over de gevolgen voor individuele werknemers.’

Van der Touw: ‘Werkgevers en werknemers hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de negatieve sociale gevolgen van de energietransitie zoveel mogelijk te beperken. Dat kan door permanente bij-, na- en omscholing en de introductie van een persoonlijk opleidingsbudget. En door goede sociale regelingen voor de mensen die tussen wal en schip vallen.’

Werkgelegenheidseffecten

Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) heeft berekend dat het Energieakkoord uit 2013 tussen de 59.000 en 86.000 voltijdsbanen gaat opleveren: 10.000 tot 15.000 banen per jaar vanaf 2017. In de Nationale Energie Verkenning (NEV) 2016 – het jaarlijkse rapport over de vorderingen van het Energieakkoord – stellen Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat het ‘werkgelegenheidsdoel voor de periode 2014-2020 binnen bereik ligt’.

Er zijn aanwijzingen dat de werkgelegenheidseffecten van het Energieakkoord in de praktijk lager uitvallen, zo bleek afgelopen november uit onderzoek van EIB, ECN en CBS. De NEV 2017 moet duidelijk maken hoe de inzichten uit deze studie zich verhouden tot de eerdere uitkomsten.

Adviesaanvraag energietransitie en werkgelegenheid

Wat betekent de energietransitie voor de werkgelegenheid in de verschillende economische sectoren en regio’s? Wat voor soort banen ontstaan en welke verdwijnen? Hoe kunnen de overheden, werkgevers en werknemers het best inspelen op de kansen en bedreigingen die de SER ziet? Welke rol spelen levenslang leren en scholing hierbij?

Dat zijn de belangrijkste vragen van de adviesaanvraag die het kabinet eind maart naar de SER heeft verstuurd. De adviesaanvraag vloeit voort uit de Energieagenda van het kabinet van december 2016. Deze agenda is weer het vervolg op het Energieakkoord uit 2013. Daarnaast is in 2015 in Parijs een wereldwijd klimaatakkoord gesloten. Toen werd afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen in 2050 met 80 tot 95 procent moet zijn verminderd. Het is de bedoeling dat het SER-advies dit najaar verschijnt.

Dit artikel verscheen 8 juni 2017 in het SERMagazine


Misschien ook interessant