Sturing energietransitie Calvinistischer én Bourgondischer

7 september 2017

Hoe mooi zou het zijn, krantenkoppen als ‘doelen energieakkoord nu al overtroffen’, ‘daling CO2-uitstoot gaat sneller dan verwacht’ of ‘groei duurzame energie voor op schema’.

De werkelijkheid is helaas anders. Mogelijk haalt een kritische kop sneller de krant maar daar kunnen we ons niet achter verschuilen. Vandaag bericht het CBS bijvoorbeeld dat de CO2-uitstoot in 2016 met 1% is gestegen. De energietransitie is razend complex en zit vol onzekerheden. Dat is niet te veranderen maar we zouden er wel slimmer mee om kunnen gaan. Omdat één ding namelijk wel zeker is: we moeten rap van onze CO2 af. Er kan evenmin veel discussie zijn over het feit dat we pas net zijn begonnen, gezien de stijgende CO2-uitstoot, de toename van het energieverbruik en de moeizaam bereikte 6% duurzame energie.

Een goede doelstelling is noodzakelijk om duidelijkheid te geven en maatregelen te kiezen. Uiteindelijk doen de maatregelen het werk. Doelen stellen is mooi, maar doelen halen is nog veel mooier. Alle betrokkenen bij de energietransitie maken voortdurend inschattingen van wat er nodig is. Binnen het energieakkoord loopt dit via onafhankelijk onderzoek door PBL/ ECN en afspraken over beleid via de borgingscommisie olv Ed Nijpels.

Omdat we de doelen zo graag willen halen en de benodigde maatregelen vaak pittig zijn, is de neiging om rooskleurig naar die voorspellingen te kijken begrijpelijk. Dit geldt zeker voor politici, die vaak als eerste worden afgerekend en draagvlak moeten vinden voor nieuw beleid.

Neem bijvoorbeeld de uitspraak van de rechter in de klimaatzaak van Urgenda: Nederland moet in 2020 25% minder CO2 uitstoten dan in 1990. De regering wil zich daar (terecht) aan houden, ondanks hoger beroep. Omdat 2020 zo dichtbij is, zou het bereiken van die verplichting inmiddels behoorlijk zeker moeten zijn. Maar niets is minder waar, bleek uit een studie die CE Delft onlangs deed iov de NVDE: we komen op -24,8% tot -20,5%

In plaats van te hopen dat het meevalt, kunnen we beter tijdig maatregelen nemen voor als het tegenvalt. Aan het begin van de transitie is het beter als de kans op meevallers beduidend groter is dan de kans op tegenvallers. We hebben immers nog zo’n eind te gaan dat alle meevallers sowieso nuttig zijn richting het einddoel.

Een ander voorbeeld is het nieuwe advies van ECN over de subsidie voor duurzame energie (SDE+) in 2018. De SDE+ is het belangrijkste werkpaard van de energietransitie. Het is zeer wenselijk dat dit werkpaard monter z’n werk kan blijven doen. In 2020 moet het aandeel duurzame energie in Nederland zijn gestegen van 6% nu naar 14%: een immense uitdaging. Het werkpaard SDE+ moet dus gaan sprinten en dat lukt niet als hij ook over hindernissen moet springen en pirouettes moet draaien. En dat is wat er met dit advies dreigt te gebeuren: de voorwaarden zijn te ongunstig om met flinke zekerheid te verwachten dat de eindsprint succesvol genoeg zal zijn. Bij de voorjaarsronde 2017 bleef er al 168 miljoen euro subsidie onbenut en dat getal zou kunnen oplopen. Dat is op zich geen probleem – maar wel als we daarmee de doelen niet halen en die kans is te groot.

Optimistisch over het bereiken van doelen en zuinig met de inzet van middelen: dat is beter op z’n plek wanneer we 90% van de energietransitie hebben voltooid. Dan is teveel doen misschien echt zonde. Tot die tijd is het verstandig om Calvinistisch te rekenen aan het bereiken van doelen en eerlijk te zijn over de benodigde middelen. De kans om successen te vieren, wordt dan een stuk groter – en laten we dat Bourgondisch doen.

Dit opinie artikel van Olof van der Gaag werd 6 september 2017 gepubliceerd op Energiepodium

Beeld: Jan Steen -Pas op weelde (“In Weelde Siet Toe”)


Misschien ook interessant